Onze beste vrienden Alice en Kees hadden al meerdere malen gevraagd of wij ook een keer mee naar hun favoriete vakantie-eiland gingen. En in oktober 2022 was het zover, wij gingen voor twee weken ‘mee’ naar La Palma. Met hulp van Kees hadden we een mooie casa gehuurd. En wat voor een huisje…. 2 slaapkamers en 2 badkamers, eigenlijk een huisje voor 4 personen. Wat een heerlijke vakantie was dat. Met een minder goede, maar eigenlijk toch wel goede, uitwerking; zie blogpost ‘Toch maar wel….’.
Een vakantie die mij/ons tot nadenken aangezet heeft op vooral wonen en bezit van spullen. Omdat mijn moeder tijdens onze vakantie overgebracht was naar een verzorgingstehuis konden we kort na terugkomst aan de gang om de woning van mijn moeder leeg te halen. Niet alleen de spullen van mijn moeder maar ook nog die van mijn vader. Wat kan een mens veel spullen hebben, ondanks dat er tijdens de laatste verhuizing al het een en ander (op)geruimd was. Twee levens gingen door onze handen. Fotoboeken, computers, tafels, stoelen, kasten, keukengerei. We hebben nog het een en ander kunnen verkopen en alles wat niet verkocht werd is naar het Leger des Heils gegaan of naar de stort.
“Waarom hebben of willen we zoveel spullen?”
Op La Palma zijn we tot de conclusie gekomen dat we helemaal niet zoveel nodig hebben in ons dagelijks leven, zeker niet nu de kinderen allebei het huis uit zijn. Het huis waar we nu in wonen heeft (lekker) veel ruimte, te veel als je het goed bekijkt voor twee personen. Tuurlijk is het fijn je kan veel spullen, kasten en andere zaken kwijt….maar waarom? Tijdens het (op)ruimen van mijn moeders huis hebben wij elkaar regelmatig aangekeken en afgevraagd wat we met die ene vaas of al die pannen moesten doen. Wij hebben pannen genoeg, net als vazen. Een aantal zaken konden de kinderen nog wel gebruiken maar er bleef nog genoeg over.
“Wat als wij allebei te tijd uit zijn? Wat zouden de kinderen dan met onze spullen doen?” was de vraag die wij onszelf stelden. En vaak was het antwoord “dat hebben pa en ma leuk bewaard of verzameld, naar de stort met die zooi”.
Met dit in ons achterhoofd zijn wij ook omgegaan met het (op)ruimen van mijn moeders woning. Op enkele, voor mij, emotionele zaken na. Daar heb ik later nog een kritisch naar gekeken met een rationele bril i.p.v. een emotionele.
Ons motto vanaf die tijd: ontspullen, zo veel als mogelijk. En kritisch kijken wat we kopen. Sowieso als het even kan tweedehands en met de vraag in ons hoofd ‘hebben we het echt nodig?’. En niet alleen ontspullen maar ook bekijken of we anders kunnen (gaan) wonen. Tiny house-achtig zou ons passen. Kleinere woonruimte en meer (moes)tuin. En zo kwam het (woon)initiatief Oererf op ons pad. Geen tiny house maar een ecologische woongemeenschap (in ontwikkeling). Ecologisch, dichter bij de natuur, duurzaam en samen leven én delen met anderen. Want waarom zou je bijvoorbeeld allemaal een maaimachine in de schuur hebben staan?